Een aantal wensen voor de verdere ontwikkeling van collectiemanagement in Overijssel:
• De provinciale samenwerking en afstemming zie ik met belangstelling tegemoet. Impulsen en stimulering in die richting zie ik graag.
• Er dient wat mij betreft zo snel mogelijk gezamenlijk gekozen te worden voor een collectiemanagement-methodiek.
Ruim tien jaar geleden hebben we intensief gewerkt met de methode PC-Kwadrant (Bureau Leemans/Hengelo). We liepen er toen op stuk dat de benodigde cijfers niet of zeer moeilijk te verkrijgen waren uit het ALS-systeem.
We zijn vervolgens overgestapt naar de Rationeel Collectie Module van HKA-Bicat. Die module was in eerste instantie nog niet klaar, maar was in een aantal opzichten veelbelovend. Na voorbereidingstijd hebben we een beperkte pilot gedaan in Overijssel, die was redelijk succesvol. Toch is het in onze provincie stil geworden op dit gebied, er is aan de pilot geen verder vervolg gegeven.
C-OPT/Optera wordt ook hier en daar gebruikt, heb ik van horen zeggen.
Laten we zo snel mogelijk kiezen voor één van deze methodieken. Niet dan we dan het ideale instrument in huis hebben, dat mogen we en moeten we niet verwachten.
• Met die methodiek kunnen we in kaart gaan brengen wat de provinciale samenwerking echt moet gaan betekenen:
o We kunnen dan objectieve en controleerbare plaatjes maken van gewenste collecties op alle locaties;
o We kunnen de financiele consequenties daarvan in kaart brengen;
o We kunnen zo bouwstenen aandragen voor een goed werkend provinciaal werkend collectioneringsteam met een heldere opdracht;
o Op basis van die elementen kun je duidelijke contracten opstellen voor de samenwerkende partners in het netwerk.
• We hoeven niet te wachten op enigerlei aanpassing van een collectiemanagement-methodiek aan bijvoorbeeld het winkelconcept. Wat we doen rond het winkelconcept is wel een belangrijke ontwikkeling, maar daarbij zijn we vooral gefocust op de presentatie van onze materialen.
De vraag of iets wel of niet in onze collectie thuishoort, gaat daar in wezen aan vooraf. En het gesprek daarover kan (ook) heel goed, misschien zelfs wel beter, op een andere manier gevoerd worden dan aan de hand van een winkelconcept-indeling.
• De bicatplaatsing dient krachtig ter hand genomen te worden om tot een uniforme, provinciaal eenduidig gehanteerde indeling te komen en die te blijven bewaken. Dat laat onverlet dat er plaatselijk alle vrijheid moet zijn om op het gebied van presentatie allerlei mogelijkheden te verkennen en er mee te experimenteren. Maar die ruimte en vrijheid staat een strak geregisseerde (administratieve) collectieindeling in het hart van het bibliotheeksysteem niet in de weg.
• Er is behoefte aan duidelijkheid over een provinciaal opererend collectioneringsteam. Wat gaan ze doen, wat is hun taakopdracht? Wat spreken we af over afschrijven, moet dat nog lokaal aangestuurd blijven? En wat spreken we af als het niet naar wens gaat: wat kunnen we met stimulering bereiken of denken we ook aan sancties?
Maar het belangrijkste is dat een aantal mensen de gelegenheid krijgt om in zo’n team te gaan opereren. De bedoeling en verwachting is dat zij zich gaan ontwikkelen tot inhoudelijk deskundigen met gezag en vertrouwen in het netwerk.
Waarom?
Om overal fantastisch goede collecties te krijgen en te houden voor onze klanten.
De bibliotheek: inspiratie opdoen, studeren, bijblijven, informatie zoeken, begrijpen wat er om je heen gebeurt. De bibliotheek is de plek, Jan te Bokkel schrijft er over!
donderdag 25 februari 2010
woensdag 17 februari 2010
Collectiemanagement III
De aanzet had wat mij betreft al tot meer discussie mogen leiden, maar wie weet, gebeurt dat alsnog. Het kan ook zomaar zijn dat ik de discussie niet actief genoeg heb opgezocht.
Het rapport ”Optimaliseren van de collectie van Openbare Bibliotheken : welke criteria en waarom” heb ik met interesse gelezen. Dr. M. Stokmans van de Universiteit van Tilburg vergelijkt daarin vijf bestaande collectiemanagement-methoden. Zij is op zoek naar de (ontwerp)eisen die je aan een methodiek zou kunnen stellen.
Ze constateert dat het collectiemanagement in Openbare Bibliotheken een complex probleem is en noemt daarbij een aantal aspecten:
- Het aantal nieuwe publicaties neemt toe;
- Er is sprake van budgettaire beperkingen;
- Bibliotheken hebben daarbij te maken met veranderende financiële methodieken;
- Wat is leidend: de vraag van het publiek of kiest de bibliotheek voor een rijk en divers aanbod (vanuit de missie gedacht).
Een belangrijke conclusie is dat de gegeven adviezen van elke collectiemanagement-methodiek ontoereikend zijn – je kunt er niet blind op varen. Dit betekent dat je moet zoeken naar de meest bruikbare.
Als je daarnaast weet dat het beleid er op gericht is om samen te werken in provinciale collectieplannen en dat die samenwerking afstemming vereist in basis-, samenwerkings- en zwaartepuntcollecties, kun je wel beoordelingscriteria opstellen:
- Hoe worden op dit moment de collecties geoptimaliseerd?
- Wat is de gehanteerde visie en wat zijn gehanteerde criteria?
- Hoe flexibel is de methodiek?
Er passeren een vijftal methoden de revue:
1. Het rationeel collectiebeleid van Cubiss (midden jaren ’90 ontwikkeld in Noord-Brabant)
2. C-OPT, inmiddels omgedoopt naar OPTERA (vanaf 2003)
3. Zeeuws model (dit is een provinciaal ontwikkelde methode in Zeeland)
4. PC-kwadrant (dit is ontwikkeld door Bureau Leemans en Bibliotheek Hengelo, PMC’s staan hier centraal)
5. Rationeel Collectie Module van Bicat/HKA
Elke methode wordt uitvoerig geanalyseerd en besproken.
In zijn algemeenheid worden de volgende eisen aan goed collectiemanagement gesteld:
- De uitleenfrequentie moet voldoende hoog zijn, maar er moet ook voldoende aanbod in huis zijn;
- De collectie moet voldoende breed en diep zijn;
- De totale collectie moet zo breed mogelijk zijn.
Ik vond het een interessant rapport. Het is een discussienota en dat betekent dat je op basis van deze informatie niet zomaar een onbetwiste keuze zult kunnen maken voor een van de methodieken.
Ik heb zelf ervaring met PC-kwadrant en de Rationeel Collectie Module van Bicat. Op grond van die ervaring zou ik er op dit moment voor kiezen om met de laatste verder te gaan werken.
Ik zou echter ook heel goed kunnen leven met een korte onderzoeks- en vergelijkingsopdracht, met als doel in gezamenlijk (Overijssels) verband tot een keuze te komen. Maar dat zou naar mijn smaak niet al te veel tijd in beslag moeten hoeven nemen.
De gekozen methodiek kan vervolgens ingezet worden ter ondersteuning van de invoering van een goede samenwerkingscollectie.
Het rapport ”Optimaliseren van de collectie van Openbare Bibliotheken : welke criteria en waarom” heb ik met interesse gelezen. Dr. M. Stokmans van de Universiteit van Tilburg vergelijkt daarin vijf bestaande collectiemanagement-methoden. Zij is op zoek naar de (ontwerp)eisen die je aan een methodiek zou kunnen stellen.
Ze constateert dat het collectiemanagement in Openbare Bibliotheken een complex probleem is en noemt daarbij een aantal aspecten:
- Het aantal nieuwe publicaties neemt toe;
- Er is sprake van budgettaire beperkingen;
- Bibliotheken hebben daarbij te maken met veranderende financiële methodieken;
- Wat is leidend: de vraag van het publiek of kiest de bibliotheek voor een rijk en divers aanbod (vanuit de missie gedacht).
Een belangrijke conclusie is dat de gegeven adviezen van elke collectiemanagement-methodiek ontoereikend zijn – je kunt er niet blind op varen. Dit betekent dat je moet zoeken naar de meest bruikbare.
Als je daarnaast weet dat het beleid er op gericht is om samen te werken in provinciale collectieplannen en dat die samenwerking afstemming vereist in basis-, samenwerkings- en zwaartepuntcollecties, kun je wel beoordelingscriteria opstellen:
- Hoe worden op dit moment de collecties geoptimaliseerd?
- Wat is de gehanteerde visie en wat zijn gehanteerde criteria?
- Hoe flexibel is de methodiek?
Er passeren een vijftal methoden de revue:
1. Het rationeel collectiebeleid van Cubiss (midden jaren ’90 ontwikkeld in Noord-Brabant)
2. C-OPT, inmiddels omgedoopt naar OPTERA (vanaf 2003)
3. Zeeuws model (dit is een provinciaal ontwikkelde methode in Zeeland)
4. PC-kwadrant (dit is ontwikkeld door Bureau Leemans en Bibliotheek Hengelo, PMC’s staan hier centraal)
5. Rationeel Collectie Module van Bicat/HKA
Elke methode wordt uitvoerig geanalyseerd en besproken.
In zijn algemeenheid worden de volgende eisen aan goed collectiemanagement gesteld:
- De uitleenfrequentie moet voldoende hoog zijn, maar er moet ook voldoende aanbod in huis zijn;
- De collectie moet voldoende breed en diep zijn;
- De totale collectie moet zo breed mogelijk zijn.
Ik vond het een interessant rapport. Het is een discussienota en dat betekent dat je op basis van deze informatie niet zomaar een onbetwiste keuze zult kunnen maken voor een van de methodieken.
Ik heb zelf ervaring met PC-kwadrant en de Rationeel Collectie Module van Bicat. Op grond van die ervaring zou ik er op dit moment voor kiezen om met de laatste verder te gaan werken.
Ik zou echter ook heel goed kunnen leven met een korte onderzoeks- en vergelijkingsopdracht, met als doel in gezamenlijk (Overijssels) verband tot een keuze te komen. Maar dat zou naar mijn smaak niet al te veel tijd in beslag moeten hoeven nemen.
De gekozen methodiek kan vervolgens ingezet worden ter ondersteuning van de invoering van een goede samenwerkingscollectie.
vrijdag 12 februari 2010
Retail is detail
De ideale bibliotheek. Moeten we hier de term ‘ideaal’ lezen als een (bereikte) toestand van volmaaktheid of is het meer een streven om dat volmaakte te benaderen, een voorstelling van het volmaakte dat we graag verwezenlijkt hopen te zien en ooit hopen te bereiken?
In de veronderstelling dat we mogen blijven werken aan en verbeteren van de bibliotheek, wil ik wat gedachten ventileren over de ‘de ideale bibliotheek’.
Ik vind het concept echt mooi. Wat er is ontwikkeld aan kasten en displaytafels: prachtig! Een lust voor het oog en een genot om mee te werken.
In de pilots waar ik bij betrokken ben, waren de werelden een belangrijk thema. De klant direct bij binnenkomst zicht geven op wat hij/zij mag verwachten in je bibliotheek, hem of haar de gelegenheid geven zich in een bepaalde wereld te laten meevoeren door het aanbod en hem/haar zo te verleiden, te verrassen en uit te nodigen gebruik te maken van de producten, dat was en is een belangrijk uitgangspunt.
In de momenteel ontwikkelde ideale bibliotheek lijken de verschillende werelden echter nogal op elkaar. Het is net of de gedachte van de verschillende werelden voor de verschillende klant(groepen) overheerst wordt door de wens om de eenheid van vorm en stijl in de bibliotheekinrichting te laten zien. Naar mijn smaak net iets te veel, het dreigt daardoor de kant op te gaan richting saaie eenheidsworst. Dan toon je juist niet de gewenste diversiteit en kun je minder dan gewenst de diverse klanten(groepen) op hun eigen interesses en voorkeuren toeleiden naar materialen waar ze mogelijk wat mee kunnen en willen.
De daarmee samenhangende verdere onderverdeling van de collectie blijft een interessant thema. Hoort een belastinggids onder ‘liefde’ en ‘ontspanning’? Er zullen niet veel mensen dat van harte beamen, laat staan dat ze zo zoeken.
Ik zou graag willen dat we verder ontwikkelen op dit terrein. Wat me daarbij voor ogen staat:
- Dat er centraal (in ons geval provinciebreed?) een basis wordt gehanteerd op het gebied van signing (en dus ook van indeling);
- Dat de finesses daarvan meer bij de lokale bibliotheken wordt ondergebracht;
- Dat die basisindeling sterker intuïtief wordt uitgewerkt. Ik bedoel daarmee dat ik graag wil dat een term als ‘De Verdieping’ een echt bibliotheekbegrip wordt;
- Dat we daar klanten bij betrekken, dat zou bijvoorbeeld met Biebpanel kunnen;
- Dat we aan de ene kant de basisindeling van de collectie in Bicat voor alle bibliotheken uniform regisseren. Dat komt de statistiek en de collectievorming ten goede;
- Dat we anderzijds het creatief werken met de collectie nog veel meer bevorderen met tips en suggesties en met veel individuele vrijheid voor front-office medewerkers;
- Die individuele vrijheid betekent ook verantwoordelijkheid: voor werkplezier en resultaat;
- Dat we met de juiste managementinformatie dit hele proces hanteerbaar kunnen houden en er van kunnen profiteren.
We kunnen hopelijk nog veel meer leren van de aanpak van winkel(keten)s op het gebied van presenteren.
In de veronderstelling dat we mogen blijven werken aan en verbeteren van de bibliotheek, wil ik wat gedachten ventileren over de ‘de ideale bibliotheek’.
Ik vind het concept echt mooi. Wat er is ontwikkeld aan kasten en displaytafels: prachtig! Een lust voor het oog en een genot om mee te werken.
In de pilots waar ik bij betrokken ben, waren de werelden een belangrijk thema. De klant direct bij binnenkomst zicht geven op wat hij/zij mag verwachten in je bibliotheek, hem of haar de gelegenheid geven zich in een bepaalde wereld te laten meevoeren door het aanbod en hem/haar zo te verleiden, te verrassen en uit te nodigen gebruik te maken van de producten, dat was en is een belangrijk uitgangspunt.
In de momenteel ontwikkelde ideale bibliotheek lijken de verschillende werelden echter nogal op elkaar. Het is net of de gedachte van de verschillende werelden voor de verschillende klant(groepen) overheerst wordt door de wens om de eenheid van vorm en stijl in de bibliotheekinrichting te laten zien. Naar mijn smaak net iets te veel, het dreigt daardoor de kant op te gaan richting saaie eenheidsworst. Dan toon je juist niet de gewenste diversiteit en kun je minder dan gewenst de diverse klanten(groepen) op hun eigen interesses en voorkeuren toeleiden naar materialen waar ze mogelijk wat mee kunnen en willen.
De daarmee samenhangende verdere onderverdeling van de collectie blijft een interessant thema. Hoort een belastinggids onder ‘liefde’ en ‘ontspanning’? Er zullen niet veel mensen dat van harte beamen, laat staan dat ze zo zoeken.
Ik zou graag willen dat we verder ontwikkelen op dit terrein. Wat me daarbij voor ogen staat:
- Dat er centraal (in ons geval provinciebreed?) een basis wordt gehanteerd op het gebied van signing (en dus ook van indeling);
- Dat de finesses daarvan meer bij de lokale bibliotheken wordt ondergebracht;
- Dat die basisindeling sterker intuïtief wordt uitgewerkt. Ik bedoel daarmee dat ik graag wil dat een term als ‘De Verdieping’ een echt bibliotheekbegrip wordt;
- Dat we daar klanten bij betrekken, dat zou bijvoorbeeld met Biebpanel kunnen;
- Dat we aan de ene kant de basisindeling van de collectie in Bicat voor alle bibliotheken uniform regisseren. Dat komt de statistiek en de collectievorming ten goede;
- Dat we anderzijds het creatief werken met de collectie nog veel meer bevorderen met tips en suggesties en met veel individuele vrijheid voor front-office medewerkers;
- Die individuele vrijheid betekent ook verantwoordelijkheid: voor werkplezier en resultaat;
- Dat we met de juiste managementinformatie dit hele proces hanteerbaar kunnen houden en er van kunnen profiteren.
We kunnen hopelijk nog veel meer leren van de aanpak van winkel(keten)s op het gebied van presenteren.
Abonneren op:
Posts (Atom)