Ik hanteer voor mezelf het model van Tuckman bij alles wat ik doe in samenwerkingsrelaties. Het is maar een eenvoudig model en eigenlijk hanteer ik het liefst de vier termen (stadia):
- Forming
- Storming
- Norming
- Performing
Op het moment dat je met mensen bij elkaar gaat zitten en iets wilt ondernemen, is de Forming-fase begonnen, maar de Storming direct parallel daaraan ook! Niet erg, dat moet ook. Hoe zou je anders tot afspraken kunnen komen? Dus laat maar gaan dat proces. Ideeën, meningen, wensen, het mag allemaal over tafel komen. Als er voldoende gemeenschappelijks gevonden wordt en er ook gezamenlijk regels en afspraken ontstaan (Norming) kan er een prachtige, effectieve samenwerking ontstaan.
Echter, een poos geleden maakte ik ook mee dat het rond het Taalcafé niet goed ging. De Storming-fase was te overheersend. Het betrokken groepje mensen bleef klein, terwijl het zou moeten groeien. Tegelijkertijd bleven de vragen aan elkaar maar de hoofdrol spelen, er was teveel onzekerheid en er was te weinig gezamenlijke overeenstemming over de richting en manier waar het naar toe zou moeten groeien. Het kleine zaadje dat geplant was kreeg te weinig tijd, rust en gelegenheid om wat te groeien en steviger te worden. De juiste dosering van voeding, water en zonlicht was er niet, maar wel "harde wind en regenvlagen". Het bleef te weinig groeizaam weer en daar werd niemand vrolijk van.
We gaan vroeg of laat een nieuwe kans pakken! Maar wanneer?
Als er iets voorbijkomt dat een rol zou kunnen spelen om het taalcafé nieuw leven in te blazen - en dat kan soms een kleine opmerking of verzuchting zijn - kijk ik naar een aantal elementen. Die hoeven niet direct geheel uitgewerkt te zijn, maar spelen wel een rol in mijn beoordeling of iets kans van slagen heeft.
- Is er een plan? Staan er zaken op papier en blijkt daaruit dat er al een zaken zijn doordacht?
- Wat gaat er gebeuren?
- Waar? Is er een plek geregeld?
- Wanneer? Is er een beoogd tijdstip dat het moet gebeuren?
- Wie? Voor welke mensen is het?
- Hoe? De manier waarop het gedaan moet worden.
- Wilskracht. Is er voldoende drive om de plannen uit te voeren?
- Gedeeld eigenaarschap. Is er voldoende reden om aan te nemen dat er betrokken mensen bij een initiatief betrokken zijn die de kar kunnen gaan trekken? Niet alleen voor het moment, maar ook voor een iets langere termijn? Zodat bij ietsje tegenwind de zaak niet als een kaartenhuis in elkaar valt, maar mensen hun schouders er onder willen blijven zetten.
- Is er voldoende groeipotentie? Niemand hoeft alles in één keer perfect te kunnen, maar het moet wel binnen afzienbare tijd mogelijk zijn naar een aanvaardbaar kwaliteitsniveau te kunnen komen, waarbij zelfstandigheid een belangrijke rol speelt.
- Is er sprake van samenhang in de plannen en hoe er over gepraat wordt?
Als er in mijn omgeving opmerkingen over een taalcafé gemaakt worden, ga ik op de rand van mijn stoel zitten. Kan ik er iets mee?
Echter, ik kom niet verder in beweging als ik er op grond van voorgaand genoemde elementen toch geen brood in zie. Als op alle bovengenoemde bovenstaande criteria iets voorbijkomt of ontstaat dat positief beoordeeld kan worden, pas dan kom ik echt in beweging en ga ik er mijn schouders ook onder zetten.
Maar niet eerder dan dat moment. En dan blijft het een aandachtspunt dat er maar één element op nul hoeft te blijven staan, om als totaaluitkomst toch op nul te blijven hangen. Niets doen blijft dan mijn devies.
Natuurlijk ben ik iets milder als iets gebeuren moet op een terrein dat nog niet verkend is. Dan beoordeel ik het al gauw mild positief, wie weet wat er toch onverwachts iets moois kan ontstaan.
Maar als het een keer niet goed uitgepakt heeft met het opzetten van een taalcafé word ik extra voorzichtig. Dan moeten er op alle fronten overduidelijke positieve ontwikkelingen zijn aan te wijzen voordat we echt aan de slag gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten